Topsport, mind you.
Blog met Femke Pluim.
Voorbeelden van sporters.
Je was deze zomer vrijwel altijd slechts één druk op een knop verwijderd van de grootste sportsuccessen die de zomer rijk was. Of je nou de televisie aanzette of de ‘socials’ opende, overal was succes zichtbaar en voelbaar dichtbij, ons succes. De laatste successen zijn nog maar net gevierd of we staan alweer aan de start van het nieuwe seizoen waar vele sporters, op recreatief en professioneel niveau, zichzelf en anderen weer het vuur aan de schenen leggen. Naast de euforie van het succes, ontpopt zich ook vrijwel direct de vraag: hoe gaan we volgend seizoen beter presteren? Als het ene doel behaald is, vormt dat de basis voor het volgende, nog grotere succes. We willen meer, we moeten beter. Maar als het altijd maar beter moet, wat is dan eigenlijk ‘wel best’ in onze prestatiesamenleving?
Het lijkt erop dat we de oneindige jacht naar beter vinden passen bij de topsportcultuur, want de topsport streeft altijd naar beter dan de allerbeste zijn en gaat nou eenmaal over grenzen verleggen, over het onmogelijke mogelijk maken, om zo nimmer vergeten te worden.
"Het is niet gek dat onder tieners, twintigers en dertigers een enorme prestatiedruk heerst en de psychische uitdagingen elk jaar oplopen"
Als we René Gude mogen geloven, zijn we als samenleving zo ver doorgeslagen in de jacht naar beter dat er sprake is van een sportificering van onze maatschappij. ‘Sporttermen doordringen het hele leven, in alle hoeken van de samenleving staan scoreborden te knipperen’, aldus Gude in zijn essay ‘Dan maak je maar zin’. Meten is weten, maar meten wekt ook de vergelijking in de hand en dus leidt meten tot presteren. Het is dan ook niet gek dat onder tieners, twintigers en dertigers een enorme prestatiedruk heerst en de psychische uitdagingen elk jaar oplopen. De hunkering om gezien en gehoord te worden schreeuwt, onder het oppervlak, harder dan ooit.
Diepgewortelde bewijsdrang
Het idee om te stoppen met cum-laude1, het competitie-element dat opnieuw wordt gewogen en de video waarin Pieter van den Hoogenband2 aankondigde dat de verhalen achter de medailles een podium krijgen; het zijn allemaal goedbedoelde oplossingen die de zichtbare symptomen van de heersende prestatiedruk zouden moeten verlagen. Een goed begin maar als we de oorzaak niet aanpakken, blijven deze acties niets meer dan een doekje tegen het bloeden. Zit de bewijsdrang inmiddels al niet veel dieper in ons geworteld dan de aangedragen oplossingen doen vermoeden?
Decennialang werd liefde, erkenning en waardering veelal gebaseerd op datgeen wat je doet, in prestaties en/of de productie die je levert. Tegenwoordig is keeping up appearance een tweede fulltime job, want je moet bewijzen dat je ook de leukste echtgenote bent, de beste ouder, meest geweldige vriend, perfecte werknemer en sportiefste sportbuddy. De bewijsdrang lijkt zich zo diep te hebben genesteld in het hoofd en lijf van de jongste generatie(s) dat ze, naast dat ze niet beter weten, ook nog eens wordt verweten dat ze er zo naar op zoek zijn. En zolang we deze hyperfocus op resultaten blijven behouden, zullen de pogingen om de druk te verlagen als sneeuw voor de zon smelten. En zo kunnen de mensen die alles geven en niet cum-laude afstuderen, op het podium komen of competitie maar niets vinden op de losersvlucht naar huis.
"Het is duidelijk dat onze maatschappij houvast put uit het in-hokjes-denken. Het is a of b, goud winnen of goud verliezen, het is plezier óf resultaten, terwijl ons verlangen naar verbinding en begrip blijft groeien"
Na het missen van de Spelen in Tokyo (2021) was de meest gehoorde reactie naar mij (Femke Pluim): ‘Wat rot zeg, al die tijd zo hard getraind, voor niets’. En hoeveel het ook voor me had betekend om in Tokyo een TeamNL-jasje te dragen, voor mezelf, voor m’n familie, voor het land, voelde het toch alsof mensen tegen me zeiden: ‘goh wat rot dat je een 9,7 haalde en geen 10’. Alsof die 9,7 opeens niets meer waard was en alles wat ik óók leerde tijdens het proces bij het grofvuil gezet kon worden. Ja, ik baalde, maar ja, ik was ook trots. Trots op die ‘zure’ 9,7 wat zoveel meer voor me betekende dan dat gesuggereerde ‘voor niets’.
Blind staren op onzichtbare
Het is duidelijk dat onze maatschappij houvast put uit het in-hokjes-denken. Het is a of b, goud winnen of goud verliezen, het is plezier óf resultaten, terwijl ons verlangen naar verbinding en begrip blijft groeien. Zolang het bekende gezegde ‘de beste stuurlui staan aan wal’ hoogtij blijft vieren, is het uitermate lastig om daar stappen in te ondernemen die beklijven. Dan zullen we ons blind blijven staren op het zichtbare, die paar die wel hun kop boven het maaiveld uit weten te steken en daar onze conclusies op baseren.3
Hebben we dan alleen te luisteren naar die ‘beste’ stuurlui aan wal, of kunnen we vaker verbinding leggen door in gesprek te gaan met de ‘eindgebruiker’? Niet alleen de eindgebruikers van de hoogste trede of die met de hardste stem, maar ook zij die misschien eerder de boot misten. Pepijn Keppel (oud-hockeyinternational en columnist Trouw) en Pieter van den Hoogenband (olympisch medaillewinnaar en Chef de Mission van TeamNL) stonden met hun voeten in de klei, en lieten onlangs hun stem horen. Zij weten als geen ander hoe hard topsport is en dat het elke dag weer het uiterste van je kan vragen. Daar hebben zij geen carrot on a stick voor nodig. Hun drive komt niet voort uit een wortel die voor hun neus gehouden wordt. Nee, dat gaat over ontwikkelen, jezelf tegen het bewuste aan mentaal en fysiek pijnigen, om daarmee de kans te vergroten om boven jezelf uit te stijgen. Dat gebeurt niet omdat een ander je over de grens duwt, of continu met een wortel voor je uitloopt of met een stok achter je aan zit omdat zij vinden dat jij beter moet worden. Want ja, zo is het dan ook wel weer, de carrière van de aanjagers hangt ook af van die prestaties.4 Echt ‘gek’ is het dan ook niet dat juist zij het vee blijven opjagen, in ook hun persoonlijke zoektocht naar liefde, erkenning en waardering.
"Waar is het vertrouwen dat ik ook zelf het beste uit mezelf wil halen? Als ik daar geen zin in had, stond ik echt niet elke dag op de baan"
Onlangs nog draaiden Rob Hoogland5 en Max Pam6 de boel om en kregen het spreekwoordelijke publiek op de banken met hun column in respectievelijk de Telegraaf en HP de Tijd. Zij betogen (met andere woorden) dat een carrot on a stick nodig is om studenten, sporters en werknemers tot het uiterste te drijven. Ze twijfelen aan de wil om jezelf te blijven ontwikkelen én goed te willen presteren. Alsof prestaties en medailles de holy grail zijn om mensen in beweging te krijgen. Alsof enkel cijfers ons gaan leren een ‘goed mens’ te worden of onze identiteit vormen, daar zit achteraf juist vaak de crux.
Prestatie-eis
En toen werd de ‘prestatie-eis’ in mijn (Femke) sportleven geroepen. De eis die ervoor zou zorgen dat ‘je net wat extra zou geven, want nu heb je motivatie’. Ik heb dat nooit begrepen. Het suggereert dat ik anders m’n best niet zou doen? Waar is het vertrouwen dat ik ook zelf het beste uit mezelf wil halen? Als ik daar geen zin in had, stond ik echt niet elke dag op de baan. Olympisch goud ging ik er namelijk niet mee winnen, laat staan dat ik er mijn studieschuld mee zou kunnen aflossen. De zichtbare resultaten en prestaties zijn voor-de-schermen-zaken, maar wie weet wat er achter de schermen speelt? Nobody knows, nobody ever cares*. Daar is geen prestatie-eis aan op te hangen, dat is met geen WHOOP 7 te registreren, maar iets humaans en dus verre van handig in de prestatiesamenleving waar alles vakkundig geregistreerd en geanalyseerd moet kunnen worden. Beoordeling en veroordeling zijn goede vrienden en sluwe vijanden.
(* Op die enkeling na, die nu weet dat ik hem bedoel)
Dat het motiveren door middel van beloningen en resultaten op de korte termijn helpend kan zijn om iemand in beweging te krijgen, herkennen we allemaal. Maar laten we de metafoor van een carrot on a stick tackelen. Zoals we uit de praktijk en de vakliteratuur weten, geldt dat wanneer we extrinsieke motivatoren (lees als carrot in alle vormen en maten) toevoegen aan iemand zijn intrinsieke motivatie om iets te doen, het de ruimte voor de intrinsieke motivatie als het ware opslokt. Deze kennis is al decennialang bekend, maar toch lijkt het niet te landen. Het verwijt dat ‘de jeugd van tegenwoordig’ mentale hardheid mist en niet begrijpt wat hard werken écht is, lijkt het belangrijkste argument om de carrot elke keer maar weer aan die spreekwoordelijke hengel te hangen.
Gebrek aan vertrouwen
Als we daar dieper op ingaan, voelt het steeds vaker dat het niet gaat over motivatieproblemen van de één, maar over een gebrek aan vertrouwen van de ander met een blinde staar op het eindresultaat. Wij (als volwassenen) weten immers hoe we efficiënt en effectief tot bepaalde resultaten kunnen komen, je zou een slechte ouder, docent, coach of manager zijn als je ze de shortcuts niet meegeeft. De keerzijde hiervan is dat we ze de reis ontnemen en daarmee impliciet leren dat het enige wat telt het resultaat is. Onder het mom: je moet er alles uithalen wat erin zit (de reden waarom dit gebeurt is ook te verklaren vanuit generatieleer, maar daar wagen wij ons in dit artikel niet aan).
"Grote transities hebben vaak een spiraalvorm. Ze beginnen klein en er zijn tegenslagen, maar de uiteindelijke richting is omhoog"
Waar hoop ik (Tim Koning) dan naartoe te werken? Laat ik beginnen met het feit dat ik mij er bewust van ben dat ik in de afgelopen jaren ook mijn steentje heb bijgedragen aan het hokjesdenken door vaak in publieke settings de ‘donkere’ kant van de sport te belichten, aangezwengeld door de schandalen uit verschillende sporten en mijn eigen praktijkervaringen als sportpsycholoog van de afgelopen jaren. Maar altijd met de stem van Jan Rotmans in het achterhoofd: grote transities hebben vaak een spiraalvorm. Ze beginnen klein en er zijn tegenslagen, maar de uiteindelijke richting is omhoog. Al struikelend komen we verder. Ik hield als doel om mensen wakker te schudden, de noodzaak voor verandering te benadrukken, om samen met de sporters te kunnen bouwen aan een systeem waarin zij zich prettig voelen. Een systeem waarin ze zichzelf willen blijven uitdagen en fouten zien als feedback om het een volgende keer beter te doen, om van binnenuit te willen presteren, niet omdat het moet, of voortkomt uit behoeftefrustratie, maar omdat we vertrouwen op het leervermogen, het plezier van het individu, voor de beste resultaten. Want het gaat om de kwaliteit van het willen zelf, en niet alleen om wat het willen teweegbrengt.8
Tot slot, we vragen niet om een eendimensionale blik waar we alle resultaten overboord gooien. Goud winnen, een opleiding afronden, een nieuwe baan, het zijn allemaal verlangens die (hopelijk) passen bij onze innerlijke belevingswereld en verlangens. Maar we passen niet allemaal in hetzelfde keurslijf, in dezelfde mal, en hebben niet allemaal dezelfde betekenis van ‘best’. Als we als collectief elkaars verhaal respecteren zonder het eindresultaat altijd maar langs een meetlat te leggen, als we samen de verbinding zoeken, elkaar succes gunnen naast elkaar in plaats van ten koste van elkaar, dankbaar zijn voor beter en bewust van ieders best dan komen we wellicht tot een maatschappij waar ruimte is voor trots, ruimte voor goed, beter én voor best.
PS. In onze bio’s onderaan vind je de prestaties die wij geleverd hebben. Wil je ons verhaal leren kennen? Dan spreken we je hopelijk gauw. Want wees eerlijk, had je dit met dezelfde geloofwaardigheid gelezen als het was geschreven door twee sporters die geen link hebben met de topsport?